De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel (32574). Met deze aanscherping van de visserijwet wordt het mogelijk krachtiger op te treden tegen illegale visserij en aanverwante delicten en wordt het aantal vergunningen teruggedrongen. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.
Voor decentrale overheidsorganen is het van wezenlijk belang dat de huidige doelstelling van de Visserijwet 1963 duidelijk wordt vastgelegd, gelet op tegenstrijdige uitingen in diverse juridische stukken ontstaan door diverse wijzigingen van deze wet. Deze leden vragen gezien de reactie van het productschap Vis of de doelstellingen op dit moment voldoende helder zijn.
Het productschap noemt als mogelijk nieuw knelpunt dat er zich een probleem in de bewijslast kan voordoen bij de uitvoering van de nieuwe wetsartikelen. Genoemde leden vragen of het klopt dat indien personen of voertuigen aangehouden worden en in het bezit zijn van vis, zonder de vereiste erkenningen als beroepsvisser het juridisch lastig zal zijn om tot een daadwerkelijke strafoplegging te kunnen komen omdat alleen bij betrapping op heterdaad tijdens het vissen de bewijslast voldoende is voor het daadwerkelijk opleggen van de boetes. Klopt het, zo vragen deze leden, dat op grond van het huidige wetsvoorstel het niet strafbaar is om als niet erkende beroepsvisser dan wel zijn maten of personeel (conform artikel 55 e.v. van de Uitvoeringsregeling visserij) vis voorhanden te hebben in de buurt van viswater.
woensdag 2 februari 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten