De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel (32288) dat beoogt twee extra gronden voor de intrekking van de zeebrief te introduceren. Deze leden hebben nog wel enkele opmerkingen.
Genoemde leden constateren dat wordt voorgesteld dat wanneer een onder Nederlandse vlag varend schip zorgt voor schade voor andere schepen, zich daarop bevindende opvarenden of daarop aanwezige lading dit schip als ultimum remedium de zeebrief moet kunnen worden afgenomen. Deze leden vragen waarom, gezien het feit dat het als ultimum remedium is bedoeld, het begrip schade niet nader is gespecificeerd. Ook vragen deze leden waarom het handhaven via het Nederlandse strafrecht onvoldoende mogelijkheden biedt waardoor de bestuursrechtelijke intrekking nodig is. Ook vragen deze leden nader in te gaan op de mogelijkheden van het privaatrecht in deze.
Naar aanleiding van opmerkingen van de Raad van State is de tweede nieuwe intrekkingsgrond aangescherpt (onderdeel e van artikel 8, vierde lid). Hier staat nu dat sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de rechtsorde als gevolg waarvan de betrekkingen van het Koninkrijk met een of meer andere staten ernstig worden benadeeld. Genoemde leden constateren dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat vooral gedacht moet worden aan overtredingen van internationale normen die op zichzelf een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde.
Genoemde leden constateren dat deze formulering niet uitsluit dat het dus ook kan gaan om normen die niet internationaal gedragen zijn. Genoemde leden vragen dan welke normen worden gehanteerd: de Nederlandse of die van de staat met welke Nederland betrekkingen heeft? In de memorie van toelichting staat immers dat het veelal zal gaan om situaties waarin ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde zou worden gemaakt als de handelingen waartegen de andere staat bezwaar maakt op Nederlands territoir of in Nederlandse territoriale wateren zouden plaatsvinden.
Genoemde leden vragen of deze formulering er niet toe kan leiden dat er een grijs gebied ontstaat waarbij het imago van Nederland als vlaggenstaat en de betrekkingen met de andere staat kan gaan prevaleren boven een beoordeling op grond van internationale of Nederlandse rechtsnormen. Deze leden vragen gezien de opmerkingen tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer om een nadere onderbouwing in hoeverre de e-grond zich verhoudt tot de artikelen 10 en 11 EVRM (vrijheid van meningsuiting en vergadering).
Het wetsvoorstel is mede ingegeven door de acties die worden gevoerd tegen de walvisvaart. Genoemde leden vragen welke instrumenten Nederland inzet om Japan er toe te bewegen zicht te houden aan de internationale regels ten aanzien van de walvisvaart.
donderdag 10 maart 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten