De aanleiding voor het besluit bodemenergiesystemen is het stimuleren van duurzame energie via WKO (warmte-koude-opslag) systemen. In de motie Boelhouwer c.s. die mede namens de ChristenUnie is ingediend is daarbij gevraagd om vereenvoudiging van procedures. Deze leden onderschrijven dat voor de toepassing van WKO voldaan moet worden aan de randvoorwaarde van een duurzaam gebruik van de bodem. Een onderdeel daarvan is dat de drinkwatervoorziening niet in gevaar mag komen.
Deze leden vinden het van belang dat WKO-systemen vaker worden toegepast, maar zijn er echter nog niet van overtuigd dat de voorliggende AMvB hier voldoende aan bijdraagt. De Nederlandse Vereniging voor Ondergrondse Energieopslagsystemen geeft in haar reactie aan dat de AMvB onvoldoende stimulerend is en op enkele punten zelfs remmend en noemt de AMvB zonder aanpassingen op deze punten zelfs onacceptabel. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarom op een aantal punten om een nadere toelichting.
Algemene regels
In de motie Boelhouwer c.s. is ingegaan op de knelpunten in de vergunningverlening voor kleinere, open systemen (tot 100.000 m3/jaar). Het voorgestelde besluit leidt er echt toe dat voor kleine systemen die voorheen waren vrijgesteld in diverse provincies een vergunning zal worden vereist. Deze leden begrijpen dit voor zover dit wordt gedaan met het oog op het creeren van een gelijk speelveld voor open en gesloten bodemenergiesystemen, bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van interferentie, efficiente benutting van de geleverde warmte of koude, en de risico’s van bodembeschadiging bij een ondeskundige uitvoering. Genoemde leden vragen echter waarom er niet voor gekozen is om een beperkte set regels voor kleine open systemen in de AmvB te verankeren zodat er daadwerkelijk sprake is van minder kosten en doorlooptijd voor een vergunningaanvraag en niet in elke provincie het wiel opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Ook geven deze leden in overweging een dergelijke landelijk vastgestelde lichte effectenstudie te laten gelden voor meer systemen door de grens van 10 m3/uur te verhogen zodat de netto lastenverzwaring voor de kleinste open systemen, gecompenseerd wordt door lastenverlichting bij een bredere categorie open systemen, mits dit niet ten koste gaat van de randvoorwaarde van duurzaam gebruik van de bodem.
GBPV-inrichtingen (paragraaf 5.1)
Genoemde leden constateren dat afgezien is van direct werkende algemene regels of instructieregels voor gesloten bodemenergiesystemen in gbpv-inrichtingen omdat aansluiting is gezocht bij de huidige systematiek van het Activiteitenbesluit en de Wabo. Genoemde leden begrijpen deze keuze maar vragen of het wellicht wenselijk is ook voor andere doelen het Activiteitenbesluit en de Wabo op dit punt aan te passen. Deze leden vragen daarom om een nadere toelichting van de gevolgen voor de administratieve lasten nu niet gekozen is voor algemene regels. Voorts vragen deze leden of deze situatie met de nieuwe Raamwet Omgevingsrecht zal worden verbeterd.
Bevoegd gezag (paragraaf 6)
In de AMvB wordt de bevoegdheid voor open en gesloten WKO-systemen verdeeld over provincies en gemeenten. Beide kunnen beleidsregels formuleren, interferentie-gebieden aanwijzen en vergunningen verlenen. Genoemde leden vragen waarom er niet voor is gekozen om de vergunningverlening bij één bestuurslaag te leggen.
Energiebalans (paragraaf 7.3)
Opwarming en afkoeling van de bodem moet worden voorkomen. Hiertoe zijn regels geformuleerd voor de energiebalans van systemen. De energiebalans moet eens per 3 jaar gehaald worden. Genoemde leden vragen of dit niet te snel zal leiden tot geforceerde koeling of verwarming om de energiebalans sluitend te maken. Zij vragen dit omdat op dit moment in de meeste provincies een ruimere periode van 5 jaar is gekozen en in sommige provincies ook een beperkt koudeoverschot bij grotere systemen wordt toegestaan. Genoemde leden vragen een reactie op het voorstel van NVOE om in de opstartperiode van twee jaar een ruimer voorschrift voor de energiebalans te laten gelden en de standaard termijn te verlengen tot 5 jaar. Deze leden constateren dat op blz. 45 van de toelichting wordt gesteld dat de strenge eisen voor de energiebalans nog onderwerp zijn van lopend onderzoek. Deze leden vragen wanneer dit onderzoek wordt afgerond.
Interferentie (paragraaf 8)
Voor interferentiegebieden zal een masterplan worden opgesteld. Genoemde leden vragen hoe de onderlinge samenwerking tussen gemeenten en provincies op dit punt geregeld is in de AmvB. Ook vragen zijn wat er gebeurd in de situatie van een vergunningaanvraag in interferentiegebieden waar nog geen masterplan is. Hoe kan in zo’n situatie vertraging worden voorkomen?
Kortere procedures (paragraaf 9.1)
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het voorstel om te komen tot kortere procedures voor de vergunningverlening. Zij constateren echter dat provincies onder voorwaarden kunnen overgaan tot een lange procedure. De provincie Zuid-Holland heeft hiervoor grote gebieden aangewezen. Deze leden vragen of dit past binnen dit ontwerpbesluit waarbij in eerste instantie de gemeente bevoegd gezag is en de provincie slechts bij uitzondering. Deze leden vragen verder hoe kan worden gegarandeerd dat zoveel als mogelijk de korte vergunningprocedure wordt toegepast. Hoe wordt bijvoorbeeld de argumentatie van de provincie, om te kiezen voor een lange vergunningprocedure, objectief beoordeeld? Kan hiertegen bezwaar worden aangetekend? Ook vragen deze leden of de keuzes van de provincie Zuid-Holland in het “Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie” ten aanzien van ambitiegebieden passen binnen de criteria van het ontwerpbesluit. Deze leden vragen of dit mogelijk het gevolg is van onbedoelde interpretaties van het besluit.
Registratiesysteem (paragraaf 9.3)
Voor open systemen geldt voor provincies een wettelijke plicht voor het bijhouden van een openbaar register. Genoemde leden vragen waarom een dergelijke plicht niet ook wordt voorgesteld voor gesloten systemen. Deze leden geven daarbij in overweging dat dit een praktisch instrument is om interferentie te voorkomen, wat één van de hoofddoelstellingen is van de AMvB en dat dit zowel door de sector als de VEWIN wordt bepleit. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat er nog geen wettelijke grondslag is voor een dergelijke registratieplicht. Volgens genoemde leden zou een dergelijke grondslag echter eenvoudig kunnen worden gerealiseerd.
Er wordt voorts gesteld dat de voordelen van een nieuw afzonderlijk register voor bodemenergiesystemen in geen verhouding staan tot de gmeoede kosten en inspanningen. Genoemde leden vragen dit nader te onderbouwen. Er kan immers ook aansluiting kan worden gezocht bij bestaande of in ontwikkeling zijnde registers zoals de basisregistratie ondergrond. Genoemde leden vragen waarom dit nog niet is onderzocht en waarom dit niet gelijk kan worden meegenomen bij het opzetten van deze basisregistratie zodat kosten worden bespaard. In deze registratie zouden dan ook de open systemen kunnen worden opgenomen zodat er één landelijk register is voor bodemenergiesystemen.
Handhaving en evaluatie (paragraaf 12)
Voor een duurzame toepassing van bodemenergiesystemen is een goede handhaving noodzakelijk. Genoemde leden constateren dat in de paragraaf uitvoering, handhaving en evaluatie veel opmerkingen worden gemaakt over de opbouw van het besluit en de uitvoering maar weinig over de handhaving. Deze leden vragen wat het besluit betekent in vergelijking tot de huidige handhavingspraktijk waar de sector constateert dat er bij enkele provincies reeds een tekort is aan handhavingscapaciteit. Ook vragen deze leden waarom er in de AmvB geen bepalingen zijn opgenomen voor de handhaving door gemeenten.
De verwachting is dat WKO een grote vlucht zal nemen en dat grote aantallen systemen worden ontwikkeld. Dat vraagt volgens genoemde leden om een goede monitoring van de effecten van WKO-systemen op bodem en grondwater. Toezicht en handhaving zijn van belang om de regelgeving te borgen. Genoemde leden geven daarom in overweging hiervoor openbare protocollen en rapportages te ontwikkelen en hiervoor zonodig regels op te nemen in de AMvB.
Genoemde leden constateren dat het besluit blijkens de toelichting op meerdere punten zal worden geevalueerd. Gezien het belang en de snelle ontwikkelingen geven deze leden in overweging de evaluatie in de AmvB zelf op te nemen inclusief een bepaling wanneer deze evaluatie uiterlijk plaats zal vinden.
Drinkwater
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een reactie op de zorgen van VEWIN dat de risico’s voor milieu en grondwater met de gestelde milieu-hygiënische randvoorwaarden maar ten dele kunnen worden voorkomen. De AMvB legt immers geen beperkingen op voor toepassing van WKO in grondwaterbeschermingsgebieden en gaat ervan uit dat provincies een verbod instellen. Genoemde leden vragen waarom er niet is gekozen voor een landelijk verbod in deze gebieden dan wel scherpere randvoorwaarden waarbij alleen bij uitzondering kan worden afgeweken en de expertise en het standpunt van het betrokken drinkwaterbedrijf een doorslaggevende rol speelt (nee, tenzij).
Legeskosten
De motie Boelhouwer c.s. ging ook in op de hoge legeskosten. In sommige provincies zijn deze inmiddels afgeschaft. Genoemde leden vragen wat het overleg hierover met andere provincies heeft opgeleverd.
Ruimtelijke ordening
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het gebruik van de ondergrond toeneemt. WKO-systemen zijn hier een voorbeeld van. Deze leden vragen in hoeverre er verdere wijzigingen nodig zijn van bijvoorbeeld de Wet ruimtelijke ordening om tegemoet te komen aan de wens van een goede ruimtelijke ordening van de ondergrond (de 3e dimensie) en of met mogelijke toekomstige ontwikkelingen in wet- en regelgeving op dit punt in dit besluit rekening is gehouden.
donderdag 21 april 2011
Schriftelijk overleg Voorhang Besluit Bodemenergiesystemen
Labels:
Nieuws,
Tweede Kamer
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten